Dictionnaire néerlandais–français
Traduction française du mot néerlandais gietbui
néerlandais | français (traduit indirectement) | espéranto |
---|---|---|
(stortbui) | averse ; giboulée | |
(regenbui) | giboulée | |
🔗 Ik zou maar naar binnen gaan, want dit kan weleens een flinke bui worden. | ||
(bevlieging; gril; kuur; nuk; luim) | caprice | |
; arroser ; asperger d’eau ; mouiller | ||
fondre | ||
🔗 Het ging er nu dus om de juiste plek op de aardbol te vinden waar de immense Columbiad gegoten zou moeten worden. | ||
(afgieten) | fondre | |
🔗 Zijn we klaar om te gieten? | ||
(schenken; storten) | verser | |
🔗 De Muizer goot dit twijfelachtige parfum over hun beider kleding. |