Dictionnaire néerlandais–français

Traduction française du mot néerlandais binden

néerlandais → français
  
néerlandaisfrançais (traduit indirectement)espéranto
(inbinden)
serrer
(vastbinden; vastmaken; verbinden)
attacher
;
nouer
;
🔗 Ook hij werd gebonden.
(meren; onderbinden; vastbinden; vastleggen; aanmeren)
attacher
;
lier
;
commencer
(losbinden; losmaken)
détacher
(verbinden)
associer
;
joindre
; ;
réunir
(Romeinse sla)
laitue romaine
roma laktuko
(katwilg; teenwilg)
osier vert
;
saule des vanniers
;
vime
(binden)
(afbinden; losmaken)
détacher
(aanbinden)
attacher
;
lier
🔗 Nog nooit had ik echter met zóveel tegenzin de schaatsen ondergebonden als nu.
(verbinden)
associer
;
joindre
; ;
réunir
(aanbinden; meren; vastleggen; aanmeren)
attacher
;
lier
🔗 Simon bond het vast en Nilder boog zich weer over de railing.
(binden; vastmaken; verbinden)
attacher
;
nouer
;
🔗 En als zijn armen waren vastgebonden, hoe heeft hij het mes dan gebruikt?
agglutiner
(inzwachtelen; omzwachtelen; zwachtelen)
bander
;
panser
🔗 Laat ik eerst uw hoofd betten en uw hand verbinden.
(aansluiten);
connecter
(bijeenbinden; samenbinden)
associer
;
joindre
; ;
réunir
(aansluiten; binden; vastbinden; vastmaken; liëren)
attacher
;
nouer
;