English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word vulgar

English	Dutch (translated indirectly)	Esperanto
vulgar (commonplace; coarse)	plat ; vulgair	triviala
vulgar (common; everyday; lowbrow; lurid; usual; vernacular; crass)	grof ; ordinair ; vulgair	vulgara
vulgar (coarse; crude; harsh)	grof	maldelikata
vulgar (rude; impolite)	astrant ; honds ; lomp ; onbeleefd ; vlegelachtig ; onhoffelijk	malĝentila
vulgarity	lompheid	maldelikataĵo
vulgarity	grofheid	maldelikateco
vulgarity (discourtesy)	grofheid	malĝentilaĵo
vulgarity (rudeness)	hondsheid ; onbeleefdheid ; vlegelachtigheid	malĝentileco

English	Dutch
vulgar	⇆ algemeen; ⇆ gemeen; ⇆ gewoon; ⇆ grof; ⇆ ordinair; ⇆ plat; ⇆ platvloers; ⇆ poenig; ⇆ protserig; ⇆ volks‐; ⇆ vulgair
the vulgar herd	⇆ de grote massa; ⇆ het vulgus
vulgar fraction	⇆ gewone breuk
vulgar tongue	⇆ volkstaal
vulgarian	⇆ ordinaire vent; ⇆ patjepeeër; ⇆ poen; ⇆ proleet; ⇆ protser
vulgarism	⇆ platheid; ⇆ platte uitdrukking; ⇆ vulgarisme
vulgarity	⇆ grofheid; ⇆ ordinaire; ⇆ platheid; ⇆ platvloersheid; ⇆ vulgariteit
vulgarize	⇆ populariseren; ⇆ vergroven; ⇆ vulgariseren
vulgarly	⇆ ordinair; ⇆ plat; ⇆ vulgair