English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word unsettled

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
unsettled
(restless; rough; turbulent)
; ; ; ; ;
unsettled
(anxious; agitated; troubled; restless; uneasy; unquiet; restive)
; ; ; ;
(agitate; alarm; disturb; perturb; ruffle; trouble; upset; worry); ;
🔗 Though the strikes in Moscow did not reportedly cause any injuries or fatalities, they have unsettled residents of the Russian capital.
unsettle
(shake; rock)
doen schudden
; ; ;

EnglishDutch
unsettled niet afgedaan; niet tot rust gekomen; niet vastgesteld; onbestendig; onbetaald; ongestadig; onsteld; onuitgemaakt; onvast; onvoldaan; overstuur; weifelend
settled afgedaan; bestendig; effen; gearriveerd; geregeld; gevestigd; in kannen en kruiken; op orde; rond; uitgemaakt; vast
unsettle in de war sturen; krenken; onzeker maken; op losse schroeven zetten; uit zijn doen brengen; van streek brengen; van streek maken; verwarren