English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word subject‐matter

English	Dutch (translated indirectly)	Esperanto
matter	materie ; stof	materio
matter (stuff; substance)	stof	substanco
matter (affair; case)	zaak	kazo
matter (pus)	etter	puso
matter (business; cause; affair)	zaak	afero
🔗 I have nothing more to say on the matter.
matter (thing; case; issue; question)	kwestie ; aangelegenheid ; zaak	afero
🔗 I have been busy with other matters.
matter	van belang zijn	gravi
🔗 Why does that matter so much?
matter (number; figure)	getal ; tal ; aantal	nombro
🔗 Labashi‐Marduk reigned only for a matter of months, being deposed by Nabonidus in late 560 BC.
matter (thing)	zaak	afero
subject	onderwerp ; subject	subjekto
🔗 The nominative case, then, is used when the noun is the subject of the sentence.
subject (theme; topic)	apropos ; onderwerp ; thema	temo
subject (submit; expose)	blootstellen	submeti
subject (subordinate; underling; minnow)	mindere ; ondergeschikte ; onderhorige	subulo
subject (article; object; thing)	onderwerp	objekto
subject	onderdaan	regato
🔗 After all, we aren’t citizens in this country; we’re subjects.
subject	onderwerpen	submeti
🔗 A large part of the frustration also stemmed from three years of Xí’s strict zero‐covid policies, which battered the economy and subjected millions of Chinese to constant tests, quarantines and citywide lockdowns.

English	Dutch
subject‐matter	⇆ leerstof; ⇆ onderwerp; ⇆ stof
matter	⇆ aangelegenheid; ⇆ dracht; ⇆ etter; ⇆ kopij; ⇆ kwestie; ⇆ materie; ⇆ stof; ⇆ van belang zijn; ⇆ zaak; ⇆ zetsel
subject	⇆ aanleiding; ⇆ apropos; ⇆ blootstellen; ⇆ chapiter; ⇆ gegeven; ⇆ kadaver; ⇆ leervak; ⇆ lijk; ⇆ motief; ⇆ onderdaan; ⇆ onderwerp; ⇆ onderwerpen; ⇆ onderworpen; ⇆ proefdier; ⇆ proefpersoon; ⇆ schoolvak; ⇆ staatsburger; ⇆ studierichting; ⇆ studievak; ⇆ subject; ⇆ thema; ⇆ vak