English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word shower

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
shower
shower
(shower‐bath)
shower
(spill; shed)
disverŝi
shower
(strew)
; ;
disŝuti
(take a shower)
🔗 Jubal showered and ate breakfast.
shower
;
shower
shower cabinet
shower curtain
duŝkurteno
(demonstrate; manifest)
laten blijken
manifesti
(indicate; point out; demonstrate; display; manifest; exhibit)
laten zien
; ; ;
🔗 Type in the code as shown.
(spectacle; display; displaying; performance)
(distraction; diversion; recreation; amusement; divertissement);
verstrooiing
;
(presentation; intro; introduction; rendition; performance); ;
(conduct; guide; lead; channel; wage; bring; drive; usher); ; ;
🔗 He will show you to your rooms.
(sign)
tentoonspreiding
;
🔗 Mr. Macron and Ms. von der Leyen’s show of unity is also an attempt to put paid to any Chinese hopes of exploiting differences within Europe.
; ;
🔗 A preposition, then, is a word which connects words and shows the relation between them.
shower‐bath
(shower)
;
stortbad
showery
ekpluvema

EnglishDutch
shower begieten; bui; douche; douchen; neer doen komen; neerkomen; neerstromen; regen; regenbui; stortbui; stortvloed; stroom; vertoner; vlaag
a cold shower een koude douche
meteor shower meteorenregen; sterrenregen
shower abuse on somebody iemand de huid vol schelden
shower cabinet badcel; douchecabine; douchecel
shower hose doucheslang
shower of rain regenbui
shower praise on somebody iemand bewieroken
shower something upon somebody iemand met iets overladen
shower … upon overstelpen met …
hail‐shower hagelbui
show aan de dag leggen; aanduiden; aantonen; aanwijzen; afdraaien; betonen; betoon; bewijzen; blijk geven van; demonstreren; draaien; exposeren; expositie; komedie; laten blijken; laten zien; lijken; onderneming; ontplooien; optocht; parade; praalvertoon; pralerij; pronk; pronkerij; schijn; show; showen; spul; te zien zijn; tentoonspreiding; tentoonstellen; tentoonstelling; toneelvoorstelling; tonen; uitduiden; uitkomen; uitwijzen; verraden; vertonen; vertoning; vertoon; voor de dag komen; voordoen; voorstelling; wijzen; zaak; zaakje; zich vertonen
shower‐bath douche; stortbad
showerproof waterdicht
showery buiig
snow‐shower sneeuwbui; sneeuwvlaag