English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word kin

Dutch/English
English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
(clan; ethnic group; race; tribe; family; kind; people; stock)
(relations; relatives; kindred)
next of kin
naaste familie
;
naaste verwanten
plej proksimaj parencoj
(related; affined; connected; kindred; sib)
kindred
(related; affined; akin; connected; sib)		;
(relations; relatives; kin)
🔗 Trewe and Jubal stood shocked and numb, but Vaidro, without excitement, signaled several of the kindred.
kinsman
(relative; relation; sib)
kinswoman
(female relative; relative)		; ;
vrouwelijke verwant
;
vrouwelijk familielid

EnglishDutch
kin⇆ familie; ⇆ geparenteerd; ⇆ geslacht; ⇆ maagschap; ⇆ verwantschap
kin to⇆ familie van; ⇆ verwant aan
kith and kin⇆ kennissen en verwanten; ⇆ vrienden en verwanten
next of kin⇆ naaste familie; ⇆ naaste verwant; ⇆ naaste verwanten; ⇆ nabestaanden
of kin⇆ verwant
akin⇆ vermaagschapt; ⇆ verwant
kindred⇆ aanverwant; ⇆ bloedverwantschap; ⇆ familie; ⇆ verwant; ⇆ verwantschap
kinless⇆ zonder familie
kinsfolk⇆ familie; ⇆ familieleden
kinship⇆ bloedverwantschap; ⇆ stamverwantschap; ⇆ verwantschap
kinsman⇆ bloedverwant
kinswoman⇆ bloedverwante