English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word itself

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
(herself; self; myself; very; ‐self)
🔗 If I can’t keep order in Caemlyn itself, the people will turn against me.
(in itself)
op zich
;
uit zichzelf
; ; ;
an sich
;
op zichzelf
🔗 T’sais lais her hand on her rapier, and it sprang out by itself.
by itself
(automatically)
; ;
(by itself)
op zichzelf
🔗 That in itself was strange.
🔗 It’s easy!
self
(herself; itself; myself; very; ‐self)
self
(ego)
;

EnglishDutch
itself in persoon; zelf; zich; zichzelf
in itself alleen al; op zichzelf; op zichzelf beschouwd
of itself vanzelf
it hem; het
self ego; eigen persoon; eigenliefde; ik