English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word grandeur

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
grandeur
(greatness; magnitude)
(splendour)
🔗 The grandeur of Russia, or a country others now fear and loathe, is a sufficient reward for most Russians.
grandeur
(pomp; splendour; state; ballyhoo)
;
(grandiose; magnificent; superb; fabulous; splendid; sublime);
🔗 She occupied a grand apartment in Kensington Palace, now home to prince William and his family.
(ceremonial)
(ceremonious; solemn); ;

EnglishDutch
grandeur grootheid; grootsheid; heerlijkheid; hoogheid; pracht; staatsie; voornaamheid
delusion of grandeur grootheidswaanzin; hoogmoedswaan; hoogmoedswaanzin
mania of grandeur grootheidswaan; grootheidswaanzin
grand 1000 dollar; 1000 pond; edel; grandioos; groot; groots; grootscheeps; luisterrijk; mille; prachtig; vleugel; voornáám; weids