English–Dutch dictionary
Dutch translation of the English word feeder
English | Dutch (translated indirectly) | Esperanto |
---|---|---|
feeder (feeder‐cable) | voedingskabel | |
(eat; have a meal) | ||
; ; ; | manĝigi | |
(nourish; foster; nurture) | nutri | |
(pasture) | paŝti |
English | Dutch |
---|---|
feeder | ⇆ aanvoerwals; ⇆ eter; ⇆ inlader; ⇆ invoermechanisme; ⇆ toevoermechanisme; ⇆ voeder; ⇆ voedingskabel; ⇆ voedingskanaal; ⇆ voedingsleiding; ⇆ zijlijn; ⇆ zijrivier; ⇆ zuigfles |
the silent pig is the best feeder | ⇆ katjes die muizen, mauwen niet |
feed | ⇆ aanvoer; ⇆ aanvoeren; ⇆ bevoorraden; ⇆ brandend houden; ⇆ eten; ⇆ grazen; ⇆ invoer; ⇆ invoeren; ⇆ maal; ⇆ maaltijd; ⇆ muizen; ⇆ onderhóúden; ⇆ portie; ⇆ spijzen; ⇆ spijzigen; ⇆ stimuleren; ⇆ te eten geven; ⇆ toevoeren; ⇆ voeden; ⇆ voeder; ⇆ voederen; ⇆ voeding; ⇆ voedsel geven; ⇆ voedsel geven aan; ⇆ voer; ⇆ voeren; ⇆ weiden; ⇆ zich voeden |