English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word evidence

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
(certificate; testimony; certification; reference); ;
🔗 Important evidence of this is provided by the two great Indian epics, the Mahābhārata and the Rāmāyaṇa.
(demonstrate; exhibit; manifest); ; ; ;
(proof; token)
🔗 There is however no evidence of the existence of such a person, and condoms had been used for over one hundred years before King Charles II ascended to the throne.
(clew);
🔗 There is absolutely no evidence of this happening.
(obvious; clear; definite; demonstrable; patent; apparent); ; ; ;

EnglishDutch
evidence aantonen; bewijs; bewijsmateriaal; bewijsmiddel; bewijsstuk; bewijzen; getuigenis; getuigen van; getuigenverklaring; klaarblijkelijkheid; tonen; verklaring
bear evidence getuigen
bear evidence of blijk geven van; getuigen van
be in evidence de aandacht trekken
call in evidence als getuige oproepen
carry evidence bewijskracht hebben
circumstantial evidence indirect bewijs
factual evidence feitenmateriaal
give evidence getuigen; getuigenis afleggen
give evidence of blijk geven van; getuigenis afleggen van
hard evidence concrete bewijzen
King’s evidence kroongetuige
on the evidence of naar blijkt uit; op grond van
oral evidence getuigenbewijs
presumptive evidence aanwijzing
prima facie evidence voorlopig bewijs
produce evidence bewijs leveren
Queen’s evidence kroongetuige
show evidence of blijk geven van; getuigen van
turn State’s evidence voor strafvermindering tegen medeverdachten getuigen
counter‐evidence tegenbewijs
evident apert; blijkbaar; duidelijk; evident; kennelijk; klaar; klaarblijkelijk; manifest