English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word enchant

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
enchant
(bewitch; charm)
enchanted
(bedazzled; bewitched)
; ;
ravita
enchanted
(magic; magical; fey)
tover‐
;
toverachtig
sorĉa
enchanter
(magician; sorcerer; warlock; wizard)
enchanting
ensorĉiga
enchantment
(magic; sorcery; witchcraft; wizardry)
; ;
enchantment
(allure)
verrukkelijkheid
enchantment

EnglishDutch
enchant bekoren; betoveren; verrukken
disenchant desillusioneren; ontgoochelen; ontnuchteren
enchanter bekoorder; charmeur; tovenaar; toveraar
enchanting bekoorlijk; betoverend; hartveroverend; toverachtig; verrukkelijk
enchantment bekoorlijkheid; bekoring; betovering; verrukking