English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word door

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
🔗 The door was open.
🔗 A resident in the occupied town of Enerhodar, in the Zaporižžja region, said electoral officials and two armed soldiers were going door to door, to force people to vote.
inner door
interna pordo
knock at the door
(rap at the door)
frapi sur la pordon
stage door
🔗 The backdoor creaked as someone outside, or something, tried to push it open.
🔗 I just wondered why you left by the backdoor.
doorbell
porda sonorilo
door‐handle
(latch; handle)
;
door‐keeper
(porter; hall‐porter; doorman)
;
doormat
;
(sill; threshold)
🔗 Uncle Henry sat upon the doorstep and looked anxiously at the sky, which was even greyer than usual.
🔗 When Dorothy stood in the doorway and looked around, she could see nothing but the great gray prairie on every side.
(street‐door)
🔗 I will leave as I entered, by the front‐door.
(street‐door);
outdoor
(open‐air; alfresco)
openlucht‐
street‐door
(front‐door)
(front‐door);
valdeur
;
valluik
🔗 It was reached by a trap‐door in the middle of the floor, from which a ladder led down into the small, dark hole.

EnglishDutch
door deur; portier
a few doors away een paar huizen verder
answer the door de deur opendoen; naar de deur gaan; opendoen
at death’s door de dood nabij
at the door aan de deur; bij de deur
be at death’s door de dood nabij zijn; in doodsgevaar verkeren
behind closed doors achter gesloten deuren
bomb‐bay door bommenluik
bomb door bommenluik
car door autodeur; portier
close the door on de weg afsluiten; onmogelijk maken
come to the door voorrijden
communicating door tussendeur
creaking doors hang longest krakende wagens lopen het langst
creaking doors hang the longest krakende wagens lopen het langst
creaking doors last longer krakende wagens lopen het langst
door lock deurslot
door to door aan huis; van deur tot deur
elevator door liftdeur
emergency door branddeur; nooddeur
force an open door een open deur intrappen
from door to door huis‐aan‐huis
garage door garagedeur
glass door glazen deur
grated door traliedeur
inner door binnendeur
it lies at his door het is aan hem te wijten; het is zijn schuld
knock at the door aankloppen
lay it at somebody’s door het iemand in de schoenen schuiven; het iemand ten laste leggen
lay something at somebody’s door iemand iets in de schoenen schuiven
live next door hiernaast wonen
main door hoofddeur
next door hiernaast
next door to grenzend aan; vlak naast; zo goed als
open the door to mogelijk maken; uitzicht bieden op
out of doors buiten; buiten de deur; buitenshuis
outside door buitendeur
passage door gangdeur
postern door achterdeur
revolving door draaideur
ring at the door aanbellen
see to the door uitgeleide doen; uitlaten
service door personeelsingang
sham door blinde deur
show somebody the door iemand de deur wijzen
show somebody to the door iemand uitlaten
shut the door in somebody’s face iemand de deur voor zijn neus dichtslaan
side door zijdeur
sliding door schuifdeur; schuifpui
stable door staldeur
stage door artiesteningang
stick one’s nose out of doors zijn neus buiten de deur steken
swinging door klapdeur
the door is ajar de deur staat aan
there is a knock at the door er wordt geklopt
tipping door kanteldeur
up‐and‐over door kanteldeur
within doors binnenshuis
backdoor achterbaks; achterdeur; heimelijk
doorbell deurbel
door‐bolt deurgrendel
door‐case deurkozijn
door‐curtain portière
door‐frame deurkozijn; deurlijst
door‐handle deurkruk
door‐head bovendrempel
door‐jamb deurpost; deurstijl
door‐keeper conciërge; portier
doorknob deurknob; deurknop
door‐knocker deurklopper; klopper
door‐latch deurklink
door‐light deurlicht
doormat deurmat; voetmat; voetveeg
door‐money entreegeld
door‐moulding deurlijst
doornail deurspijker
door‐number deurnummer
door‐panel deurpaneel
door‐plate naamplaatje
door‐post deurpost; deurstijl
door‐sill drempel
doorstep drempel; stoep
doorway deuropening; ingang; poort; portiek
drop‐door valdeur
escape‐door nooddeur
flap‐door valluik
folding‐door harmonicadeur; openslaande deur; vleugeldeur; vouwdeur
folding‐doors dubbele deur; vleugeldeur; vouwdeur
front‐door buitendeur; straatdeur; voordeur
garden‐door tuindeur
indoor binnenshuis; binnen‐; huis‐; indoor‐; kamer‐; overdekt; zaal‐
next‐door naastgelegen; van hiernaast
outdoor buiten‐; in de open lucht
room‐door kamerdeur
shed‐door schuurdeur
street‐door buitendeur; huisdeur; straatdeur; voordeur
swing‐door klapdeur; tochtdeur
trap‐door kelderluik; luik; valdeur; valluik