English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word destruction

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
destruction
(havoc; mayhem)
destruction
; ;
destruction
(downfall; undoing)
destruction
(crash)
verbrijzeling
;
vermorzeling
destruction
(doom; downfall; fall; perdition; ruin; wreck)
;
destruction
(ruin; bane)
destruction
(decay; ruin)
; ; ;
🔗 It has always been easier to destroy than to create.
(ruin; wreck)
te gronde richten
pereigi
(beat off; knock off; strike off; obliterate);
(crush; shatter; smash; dash); ; ;
(ruin; devastate; spoil; trash; wreck)

EnglishDutch
destruction destructie; ondergang; verdelging; verderf; vernieling; vernietiging; verwoesting
death and destruction dood en verderf
destroy afbreken; afmaken; fnuiken; moeren; mollen; ombrengen; slopen; te gronde richten; tenietdoen; van het leven beroven; verdelgen; vernielen; vernietigen; verwoesten
self‐destruction zelfvernietiging