Dutch–English dictionary
English translation of the Dutch word afbreken
Dutch | English (translated indirectly) | Esperanto |
---|---|---|
; break off | derompiĝi | |
(afgeven op; afkammen) | cry down ; cut up ; demolish ; pull to pieces ; run down ; write down | diskreditigi |
(neerhalen; slopen) | ; demolish ; pull down ; | |
🔗 Ze breken mijn huis af! | ||
(breken; stukgaan) | ||
🔗 Maar hier en daar waren er kleine stukjes afgebroken. | ||
(opbreken; opheffen; ophouden met; staken; stelpen; stoppen; stopzetten) | ; ; | |
(ophouden; stoppen; uitscheiden) | ||
🔗 De muziek brak onmiddellijk af. | ||
(verdelen) | ||
(verbreken) | ||
🔗 Hij wilde niet over de kwestie onderhandelen en brak de besprekingen af. | ||
biodegradable ; biodestructible | diserigebla | |
destructible | malkonstruigebla | |
refract | refrakti | |
(dóórbreken; stukbreken; verbreken) | ; | |
🔗 Hij brak de stok in tweeën en gooide de stukken op het vuur. | ||
(afbreken; knappen; stukgaan) | ; | |
🔗 De deur brak in stukken. | ||
(breuk) | ||
(breuk; fractuur; verbreking) | ; breaking | |
refract | refraktiĝi | |
🔗 We zouden niet willen dat u een been brak. |
Dutch | English |
---|---|
afbreken | ⇆ abate; ⇆ abort; ⇆ break; ⇆ break away; ⇆ break down; ⇆ break off; ⇆ break up; ⇆ cry down; ⇆ cut; ⇆ cut off; ⇆ cut short; ⇆ cut up; ⇆ damn; ⇆ darn; ⇆ declare off; ⇆ decry; ⇆ demolish; ⇆ demolition; ⇆ destroy; ⇆ detract; ⇆ discontinue; ⇆ disparage; ⇆ flatten; ⇆ housebreaking; ⇆ interrupt; ⇆ preach down; ⇆ pull down; ⇆ pull to pieces; ⇆ ring down; ⇆ rubbish; ⇆ run down; ⇆ rupture; ⇆ sever; ⇆ severance; ⇆ stop; ⇆ strike; ⇆ take down; ⇆ tear down; ⇆ write down |
afbreekbaar | ⇆ biodegradable; ⇆ biodestructible |
breken | ⇆ smash; ⇆ smash up; ⇆ break; ⇆ break up; ⇆ breakage; ⇆ burst; ⇆ crack; ⇆ craze; ⇆ cushion; ⇆ fracture; ⇆ knap; ⇆ part; ⇆ pry; ⇆ refract; ⇆ rupture; ⇆ sever |