English | Dutch |
---|
brighten | ⇆ beginnen te schitteren; ⇆ doen opklaren; ⇆ gland geven aan; ⇆ glanzen; ⇆ opfleuren; ⇆ ophelderen; ⇆ opklaren; ⇆ opvrolijken; ⇆ schitteren; ⇆ verhelderen |
brighten up | ⇆ doen opklaren; ⇆ glans geven aan; ⇆ opfleuren; ⇆ opfrissen; ⇆ ophelderen; ⇆ opkikkeren; ⇆ opklaren; ⇆ opvrolijken; ⇆ verhelderen |
bright | ⇆ bijdehand; ⇆ blank; ⇆ blij; ⇆ fleurig; ⇆ fonkelend; ⇆ hel; ⇆ helder; ⇆ kwiek; ⇆ levendig; ⇆ licht; ⇆ lumineus; ⇆ opgewekt; ⇆ pienter; ⇆ rooskleurig; ⇆ schitterend; ⇆ schrander; ⇆ slim; ⇆ snugger; ⇆ vlug; ⇆ vrolijk |
brightening | ⇆ verheldering |