English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word blaze up

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
(fire; outbreak of fire);
🔗 Twenty‐six people died in a field just yards from the sea, where many fled to find refuge from the blaze.
fel branden
🔗 The European Commission is also assisting Latvia, where wildfires are blazing following weeks of high temperatures.

EnglishDutch
blaze up opflikkeren; oplaaien; opstuiven; uitslaan
blaze banen; blaar; bles; brand; fel branden; fik; flikkeren; gloed; gloeien; laaien; lichten; merk; merken; oplaaien; prijken; schel licht; schitteren; sjappen; stralen; uitbarsting; uitslaande brand; vlaag; vlam; vlammen; vlammenzee; vuurgloed