English | Dutch |
---|
bargain | ⇆ aanbieding; ⇆ afdingen; ⇆ afspraak; ⇆ dingen; ⇆ gunstkoop; ⇆ gunstkoopje; ⇆ koop; ⇆ koopje; ⇆ loven en bieden; ⇆ marchanderen; ⇆ occasie; ⇆ onderhandelen; ⇆ overeenkomst; ⇆ reclameaanbieding |
bad bargain | ⇆ miskoop; ⇆ strop |
bargain away | ⇆ verkopen met verlies; ⇆ verkwanselen |
bargain basement | ⇆ koopjesafdeling |
bargain for | ⇆ bedingen; ⇆ onderhandelen over; ⇆ rekenen op; ⇆ verwachten |
drive a bargain | ⇆ een koop sluiten |
drive a hard bargain with | ⇆ het vel over de oren halen |
Dutch bargain | ⇆ overeenkomst die met een dronk bezegeld wordt |
get into the bargain | ⇆ toekrijgen |
give into the bargain | ⇆ toegeven |
in the bargain | ⇆ als toegift |
into the bargain | ⇆ op de koop toe |
it’s a bargain | ⇆ afgesproken |
strike a bargain | ⇆ een koop sluiten; ⇆ een overeenkomst sluiten |
bargain‐hunter | ⇆ koopjesjager |
time‐bargain | ⇆ tijdaffaire |