Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word warmen

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(verhitten; verwarmen);
varmigi
🔗 De Finse vrouw en Minerva waren met doeken in de weer en warmden water, zochten zilveren munten en een psalmboek op.
varmigi sin
🔗 Hier bij het vuur kun je je warmen.
varmiĝi
(verhitten; warmen);
varmigi
🔗 IJs smelt in een warme omgeving.
🔗 Ik was warm van het lopen en zat bij de tafel.
(heet)
warmly
varme
heating
varmiga

DutchEnglish
warmen heat; toast; warm
zich warmen toast oneself; warm oneself
zich warmen aan warm oneself at
beenwarmer leg warmer
neuswarmer nosewarmer
oorwarmer earmuff
opwarmen cook up; heat up; loosen up; rehash; warm up
verwarmen heat; heat up; warm
warm ardent; fervent; fervently; hot; warm; warmly; thermal; hotly