Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word wapenen

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(bewapenen)
(bewapend)
🔗 Door het dikke glas kon hij sergeant Kelley en een dozijn gewapende mariniers zien staan.
disarm
🔗 Hij staat op het punt ontwapend te worden.
🔗 Hebben jullie wapens?
(blazoen; wapenschild);
coat‐of‐arms
🔗 Wat is je wapen ook weer?

DutchEnglish
wapenen arm; armature; steel
zich wapenen arm; arm oneself
zich wapenen tegen arm against
gewapend heeled; armed
ontwapenen disarm
wapen arm; armorial bearings; arms; coat; coat of arms; escutcheon; weapon; arm of service
wapening arming; armament; equipment