Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word vlees

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
🔗 „Heer ridder,” zei de kluizenaar, „uw gedachten zijn die des vlezes.”
🔗 Het was haar vlees en haar bloed dat hij verlangde, haar prachtig lichaam, hare schoonheid, die zijn grove ziel vervuld hadden met razernij.
🔗 Het vlees is heel smakelijk.
chevon
venison
🔗 Varkensvlees, op verschillende manieren bereid, verscheen op de lagere tafel, tezamen met gevogelte, hertevlees, geitevlees, haas en enkele soorten vis, terwijl er brood en allerlei met vruchten en honing bereid gebak in overvloed aanwezig was.
(kanonnevoer)
(kip)
(kip)
🔗 Het lag vol met heet lamsvlees, groente en aardappelen, maar ondanks de heerlijke geur had Puc geen trek.
🔗 Paardevlees is veel goedkoper dan rundvlees.
(zoutvlees)
salted meat
;
salt meat
peklita viando
🔗 De soldaten aten rundvlees en dronken rode wijn.
;
🔗 Ik bestel nou schapevlees met knoflook, net als jij in het bos maakte.
schenkelvlees
(schenkel)
tandvlees
gums
;
gum
🔗 Het land zal de import van staal, varkensvlees en andere voedingsmiddelen uit de VS extra belasten.
vleesboom
(fibroom; vleesgezwel)
fibroma
carnivorous
🔗 Dit vleesetende plantje bloeit in mei en juni.
vleeshouwer
(slachter; slager)
(bouillon)
🔗 Roer 1 deciliter van de zure room door het vleesnat en roer tot het glad is.
vleeswording
(incarnatie)
incarnation
carnal
🔗 Hij zal blijven terugkomen tot zijn vleselijke lichaam is vernietigd.
vlezig
(mollig)
chubby
dikkarna
pulp
pulpo
🔗 Kopra, het gedroogde vruchtvlees van de kokosnoot, is het voornaamste handelsartikel, hoewel er ook nog tamelijk veel in schelpen en parels gedaan wordt.
whale meat

DutchEnglish
vlees flesh; meat; pulp
de geest is gewillig maar het vlees is zwak the spirit is willing but the flesh is weak
een doorn in het vlees a thorn in one’s flesh; a thorn in one’s side; a thorn in the flesh
goed in zijn vlees zitten be in flesh
het gaat hem naar den vleze he is doing well
in het vlees snijden cut to the quick
weten wat voor vlees men in de kuip heeft know with whom one has to deal
wild vlees proud flesh
buffelvlees buffalo meat
ezelvlees donkey meat
geitevlees chevon
hertevlees venison
hondevlees dog’s‐meat
kalfsvlees veal
kanonnevlees cannon‐fodder
lamsvlees lamb
mensenvlees human flesh
ossevlees beef
paardevlees horseflesh; horsemeat
pekelvlees salt meat; salted meat
rookvlees smoked meat
rundvlees beef
schapevlees mutton; sheep meat
schenkelvlees shin of beef
soepvlees meat for the soup
stoofvlees stewing; steak
tandvlees gum; gums
varkensvlees pig; pork; hog’s meat
vleesbal meat‐ball
vleesblok meat‐block; butcher’s block
vleesboom uterine myoma
vleesconserven canned meat
vleesetend carnivorous; flesh‐eating
vleesextract essence of meat; meat‐extract
vleesfondue meat fondue
vleesgerecht meat course
vleeshaak meat‐hook
vleeshal meat market; shambles
vleeshamer meat‐tenderizer
vleeshouwer butcher
vleeskleur flesh‐colour
vleesklomp hunk of meat; hump of a man; hump of a woman
vleesloos meatless
vleesmade maggot
vleesmarkt meat market
vleesmes carving‐knife; butcher’s knife
vleesmolen mincer; mincing‐machine; meat‐mincer
vleesnat broth; gravy
vleespastei meat‐pie; pasty
vleespasteitje meat‐patty
vleespin skewer; meat‐skewer
vleesplank trencher; carving board; chopping‐board
vleespot flesh‐pot
vleesschotel meat‐dish; meat course
vleessoep meat‐soup
vleesspijs meat
vleestomaat beefsteak tomato
vleesvlieg meat‐fly; flesh‐fly; blowfly
vleesvork carving‐fork
vleeswaren meats and sausages
vleeswoekering vegetation
vleeswond flesh wound
vleeswording incarnation
vleselijk carnal; fleshly; incarnate
vlezig beefy; fat; fleshy; meaty; plump; pulpous; pulpy
vruchtvlees pulp
walvisvlees whale meat