Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word terugkaatsen

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(reflecteren; weerkaatsen; weerspiegelen)
(teruggooien; terugwerpen)
throw back
(achteruit);
🔗 Maar hij begreep dat hij nu niet meer terug kon.
returne
🔗 Maar nu was hij terug en hij zou dat nu gaan doen.
terugkaatsing
(reflectie; weerspiegeling)

DutchEnglish
terugkaatsen be reflected; be thrown back; bound; echo; rebound; re‐echo; reflect; reverberate; strike back; throw back
kaatsen bounce; <play a certain Dutch ballgame>
terug aback; avaunt; back; backward; backwards; ago
terugkaatsing rebound; reflection; repercussion; reverberation