Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word strijdmakker

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
strijdmakker
;
co‐belligerent
(kameraad; kornuit; maat; gabber)
companion
;
🔗 Ik heb met m’n makkers kunnen spreken.
(gezel; kameraad; kornuit; maat; metgezel; partner)
companion
;
🔗 Mag ik aan mijn makkers zeggen waar u ons heenvoert?
(dispuut; twist)
dispute
; ; ; ;
disagreement
; ; ;
(geschil; ruzie)
strife
(twisten);
dispute
wage war
;
make war
;
(kampen; vechten; slag leveren); ;
contend
;
🔗 U hebt ook gezegd dat u tegen mij wilde strijden.

DutchEnglish
strijdmakker comrade in arms
makker associate; cohort; companion; compeer; comrade; consort; fellow; mate; maty; partner
strijd agony; battle; combat; conflict; contention; contest; contestation; fight; fighting; fray; struggle; strife; tussle; warfare
strijden battle; combat; conflict; contend; contest; do battle; feud; fight; militate; strive; struggle