Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word speuren

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(opsporen)
spuri
(gewaarworden)
descry
;
🔗 Maar van goede smaak viel niet veel te bespeuren.
descry
;
(in het oog krijgen; ontwaren)
descry
; ;
espy
(onderzoeking; onderzoeken; onderzoek)
exploration
;
investigation
;
🔗 De agenten verzochten mij met hen mee te gaan op hun speurtocht.
(gezoek; queeste; zoeken);
🔗 Morgen zullen we onze speurtocht voortzetten.
(onderzoeking; onderzoeken; onderzoek)
🔗 Het was een schitterend staaltje speurwerk.
; ;
searching
;
seeking

DutchEnglish
speuren trace; track
bespeuren descry; detect; discern; espy; perceive
naspeuren retrace; trace; track; investigate
speurhond beagle; sniffer dog; tracker; sleuth; sleuth‐hound; tracker dog
speurneus sleuth
speurtocht quest; search
speurwerk research work; detective work; research
speurzin flair