Dutch–English dictionary
English translation of the Dutch word schoolmakker
Dutch | English (translated indirectly) | Esperanto |
---|---|---|
(kameraad; kornuit; maat; gabber) | companion ; | |
🔗 Ik heb met m’n makkers kunnen spreken. | ||
(gezel; kameraad; kornuit; maat; metgezel; partner) | companion ; | |
🔗 Mag ik aan mijn makkers zeggen waar u ons heenvoert? | ||
(drift; hoop; troep) | shoal ; | |
🔗 Wanneer hen de drift om te paren bevangt, zwemmen ze in scholen naar zee. | ||
(leerschool) | ||
🔗 Dinsdag was hij weer op school. | ||
🔗 Je praat volgens de oude school. |
Dutch | English |
---|---|
schoolmakker | ⇆ fellow student; ⇆ school‐fellow; ⇆ schoolfriend; ⇆ schoolmate |
makker | ⇆ associate; ⇆ cohort; ⇆ companion; ⇆ compeer; ⇆ comrade; ⇆ consort; ⇆ fellow; ⇆ mate; ⇆ maty; ⇆ partner |
school | ⇆ academy; ⇆ drove; ⇆ school; ⇆ run; ⇆ school of thought; ⇆ seminary; ⇆ shoal; ⇆ college; ⇆ schoolhouse |