Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word opzoeken

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(bezoeken)
call on
;
🔗 Ik kom je morgen wel even opzoeken.
; ; ;
take steps
; ; ;
set about
;
busy oneself about
;
try hard
;
exert oneself
;
(uitzien naar; zoeken naar);
look for
🔗 Zoek een vijl!
(gezoek; queeste; speurtocht);
🔗 Zelf nam hij geen deel aan het zoeken, maar hij bleef vlak bij Ritzy staan en hield hem met een pistool in bedwang, terwijl zijn beide assistenten de auto begonnen te doorzoeken.

DutchEnglish
opzoeken call on; call upon; hunt out; hunt up; look for; look up; meet; see; seek; seek out
zoeken court; delve; find; forage; fossick; grope; hunt; look for; nose for; pick; quest; seek; search; seek out; seek after; seek for