Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word opbrengst

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(inkomen)
proceeds
;
(product; voortbrengsel)
🔗 Er moet een manier zijn om de risico’s te verminderen en de opbrengst zo groot mogelijk te maken.
(oogst; oegst);
🔗 Ook thans laat de opbrengst van sommige akker‐ en tuinbouwgewassen de wensen over doch voor de veehouderij zijn de tijden voordelig.
tax revenue
(geven)
🔗 Wat moet die steen opbrengen?
(afwerpen; voortbrengen; produceren);
🔗 Een sterkere had de nederigheid daartoe niet opgebracht.
kovri per
(aanbrengen)

DutchEnglish
opbrengst coming‐in; fruit; output; proceeds; produce; return; yield
belastingopbrengst tax revenue
opbrengen apply; bring; bring in; bust; command; fetch; make out; pan out; produce; realize; rear; yield; seize; bring up; take to the police‐station; run in; pay; afford
opbrengsteigendom investment in real estate
opbrengsthuis real estate yielding rent