Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word ontlopen

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(vermijden; ontwijken)
🔗 De misdadigers zullen hun straf niet ontlopen.
(stromen; vlieten; vloeien)
🔗 Met zijn hand veegde hij het zweet van zijn voorhoofd dat in zijn ogen liep.
(benen)
🔗 Elak vermande zich en liep het water in.
(gaan; te voet gaan)
piediri
(stappen; treden)
paŝi
🔗 Hij en John liepen naar hun ouders, die in de menigte stonden te wachten.
(tippelen; wandelen)
go for a walk
;
stroll
;
take the air

DutchEnglish
ontlopen avoid; escape; outrun; run away from
iemand zoveel mogelijk ontlopen give somebody a wide berth
ze ontlopen elkaar weinig there is not much difference between them
lopen bear; course; gait; go; hoof it; range; tread; walk; run; running; travel; trend; walking; water