Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word logeren

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
🔗 Logeren ze hier?
put up
🔗 Ben je ergens in de buurt gelogeerd?

DutchEnglish
logeren put up; stay; stop
gaan logeren in be going to put up at
in de aap gelogeerd zijn be in a fix; be up a tree
logeren bij stay with; stop with; visit with
mensen te logeren hebben have visitors
te logeren zijn be on visit; be visiting; be on a visit
logé guest; house guest; visitor
logeerbed spare bed
logeergast guest; visitor
logeerkamer guest‐chamber; guest‐room; spare bedroom; spare room; visitor’s room