Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word het eens zijn

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
het eens zijn
(accorderen; overeenstemmen; samengaan)
;
het eens zijn
(beamen)
het eens zijn
;
samopinii
(op een keer)
(eenmaal)
🔗 De lynx had maar eens naar hem gehapt en had hem met één poot achtergelaten.
(ooit)
🔗 Eens zal ik al mijn idealen verwezenlijkt zien.
(ooit)
🔗 Er was eens een heel domme koning.

DutchEnglish
het eens zijn agree; be at one; be hand in glove; be in agreement; be of one mind; click; coincide; collude; concur
eens just; once; once upon a time; one day; some day; sometime; whilom