Dutch–English dictionary
English translation of the Dutch word halsstarrig
| Dutch | English (translated indirectly) | Esperanto |
|---|---|---|
| (volhoudend) | ||
| (eigenzinnig; hardnekkig; koppig; obstinaat; stijfhoofdig; stijfkoppig; verstokt) | ; ; headstrong ; wilful | |
🔗 Door de halsstarrige opstelling van de FNV is de situatie bij de NS zeer onoverzichtelijk geworden. | ||
| (koppig) | ||
🔗 Delta houdt halsstarrig vast aan nieuwe kerncentrales. | ||
cervix | ||
| (nek) | ||
🔗 We rekten onze halzen uit. | ||
| (sul) | mug ; sucker | |
| ; knob | ||
relentlessness | ||
🔗 Maar als hij dacht dat hij Gilder makkelijk van zich af kon schudden, was dat alleen omdat hij de halsstarrigheid van de kerel niet kende. | ||
| (vast) | fixed | |
| (onbuigzaam) | uncompromising | |
| (stijf; stram; stug) | rigid ; | |
🔗 De mummie liep op starre benen door het vertrek naar Conan toe. | ||
| (ster) | ||
🔗 Wat ik voor een aards licht aanzag, was misschien ene star? | ||
| (stram) | rigidly ; stiffly | |
🔗 Ze stond star met haar oog voor het kijkgat. | ||
| Dutch | English |
|---|---|
| halsstarrig | ⇆ headstrong; ⇆ obdurate; ⇆ obstinate; ⇆ obstinately; ⇆ pertinacious; ⇆ pertinaciously; ⇆ stubborn; ⇆ stubbornly; ⇆ wilful; ⇆ wilfully |
| hals | ⇆ neck; ⇆ nose; ⇆ scrag; ⇆ tack; ⇆ simpleton |
| halsstarrigheid | ⇆ obduracy; ⇆ obdurateness; ⇆ obstinacy; ⇆ pertinacity |
| star | ⇆ rigid; ⇆ unwinking; ⇆ stick‐in‐the‐mud; ⇆ star; ⇆ fixed; ⇆ stiff; ⇆ uncompromising |