Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word haard

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(haardstede; vuurplaats; vuurhaard)
hearth
🔗 Meneer Shaitana zat in zijn stoel bij de haard.
(vuurhaard)
🔗 En in ieder geval brandt daar de haard.
(brandpunt)
🔗 Margo had de kamer heel eenvoudig ingericht, maar het was er erg gezellig, vooral als het vuur in de open haard brandde.
source of infection
infekta centro
(vuurscherm)
fender
(haard; vuurplaats; vuurhaard)
hearth
🔗 Zij zagen een met onkruid begroeide, van vloer beroofde kamer, zonder behangsel, met een ouderwetse haardstede, vensters zonder gordijnen en een bouwvallige trap, en overal flarden van spinnewebben.
(haard; haardstede; vuurplaats; vuurhaard)
hearth
🔗 Toen ze hem volgden, kwamen ze in een grote zaal met in het midden een haardstee.
fire on the hearth
🔗 Ze eindigden echter allemaal in het haardvuur.
(besmettingshaard)
source of infection
infekta centro
vuurhaard
(haard; haardstede; vuurplaats)
hearth
vuurhaard
(haard; vlamkast; vuurkist)
firebox

DutchEnglish
haard centre; fire; fireplace; fireside; focus; grate; hearth; ingle; nidus; open hearth; pocket; seat; stove
eigen haard is goud waard home is home, be it ever so humble; there’s no place like home; here is no place like home; home is home, be it ever so homely; home is home, be it never so homely
haard van onrust trouble spot
open haard fireplace
besmettingshaard nidus; source of infection
gashaard gas‐fire
haardplaat hob; hearth‐plate
haardscherm fender; fire screen
haardstede fireplace; fireside; hearth
haardsteen hearth‐stone
haardstel fire‐irons; set of fire‐irons
haardvuur fire on the hearth
infectiehaard focus of infection
verzetshaard centre of resistance; hotbed of resistance
vulhaard base‐burner
vuurhaard firebox; hearth; fireplace