Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word geschiedenis

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(historie; verhaal);
🔗 Het is een droevige geschiedenis.
🔗 De geschiedenis gaat leven in de sprekende portretten die hij schept.
(gebeuren; gevallen; omgaan; optreden; passeren; plaatsgrijpen; plaatshebben; plaatsvinden; voorvallen; zich afspelen; zich voordoen; zich voltrekken; zich toedragen; vóórkomen); ; ;
come to pass
🔗 Gods wil geschiede.
history book
🔗 Hij schoof snel verder en toen kwam hij een paar planken met geschiedenisboeken tegen, waarvan ongeveer de helft in het Spaans.
(passie)
passion
(prehistorie)
prehistory

DutchEnglish
geschiedenis affair; history; story
de geschiedenis in gaan als go down in history as
het is weer de oude geschiedenis it is the old story over again
cultuurgeschiedenis social history
geschieden happen; come to pass; occur; chance; befall; take place
geschiedenisboek history book
kerkgeschiedenis ecclesiastical history; church‐history
kunstgeschiedenis history of art; art history
liefdesgeschiedenis love‐story; love affair
lijdensgeschiedenis passion
scheppingsgeschiedenis history of creation
spookgeschiedenis ghost‐story
voorgeschiedenis case‐history; prehistory; history; previous history; antecedents; background