Dutch–English dictionary
English translation of the Dutch word een schip met zure appelen
Dutch | English (translated indirectly) | Esperanto |
---|---|---|
🔗 Verder waren er ook een appel, een peer en een banaan. | ||
(beuk) | nave | |
🔗 Ten slotte belandde hij in een zaal die eruitzag als het schip van een kerk. | ||
(boot; vaartuig) | ; | |
🔗 Hoe wou je dit schip laten varen? | ||
; | ||
🔗 De herbergier trok een zuur gezicht en durfde Reith niet in de ogen te zien. | ||
🔗 Welke zuren kent ge die dan tevens ontstaan? | ||
(wrang) | ; | |
laboriously | malfacilege | |
(nors; stuurs) | ; gruff ; ; ; surly ; unkind ; unpleasant ; sullen ; disagreeable | |
🔗 Hij werd hoe langer hoe zuurder. | ||
challenging ; exacting ; formidable ; ; ; ; | ||
heart‐burn ; pyrosis ; water‐brash | ||
(wrang) | ||
🔗 „Ik zal mijn best doen”, zei de oudere vrouw zuur. | ||
🔗 De soep is zuur geworden. |
Dutch | English |
---|---|
een schip met zure appelen | ⇆ a coming rain‐shower; ⇆ a fit of wheeping |
áppel | ⇆ apple |
schip | ⇆ audiorium; ⇆ nave; ⇆ ship; ⇆ vessel; ⇆ barge; ⇆ boat |
zuur | ⇆ acetose; ⇆ acetous; ⇆ acid; ⇆ crabbed; ⇆ foxy; ⇆ pickle; ⇆ sour; ⇆ tart; ⇆ wryly; ⇆ acerb; ⇆ vinegary |