Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word busdienst

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(autobus);
🔗 Meerdere bussen raakten hierbij beschadigd.
(blik; blikje; trommel);
(trom; trommel)
;
(kerkdienst)
🔗 Ọp de weg naar buiten kwamen haar dorpelingen tegemoet, meest oudere mannen en vrouwen die weinig meer om handen hadden en die de eerste openbare dienst in de tempel wilden bijwonen.
;
attendance
🔗 Een man die is veroordeeld voor de moord op de Russische journaliste Anna Politkovskaja komt vrij in ruil voor dienst in het Russische leger.

DutchEnglish
busdienst bus service
bus box; bus; bush; can; canister; container; drum; tin; club; money‐box; poor‐box; collecting‐box; coach
dienst administration; attendance; bureau; command; duty; employ; engagement; kindness; office; turn; service