Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word brok

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(fragment; stuk); ; ;
(bonk; eindje; stuk); ; ;
🔗 Ik kreeg een brok pastei en een fles wijn.

DutchEnglish
brok bit; cantle; cantlet; chunk; fragment; gobbet; gorge; hunk; lump; morsel; nub; piece; snatch; wodge
bij stukken en brokken brokenly; piecemeal; bit by bit; piece by piece
brokken maken blunder
stukken en brokken odds and ends
brokstuk fragment; scrap; piece
galgebrok Newgate bird; hangdog; hemp‐seed; gallows‐bird; rogue; ruffian
hondebrokken dry dog food; kibble
verbrokkelen crumble; dismember; fragment; moulder