English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word blunder

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
(bungle; mess; screw‐up); ;
blunder
(botch; bungle; screw up; spoil; blow; flub; ball; foozle)
;
; ;
blundering

EnglishDutch
blunder afknoeien; blunder; blunderen; bok; brokken maken; een bok schieten; een misslag begaan; een pleefiguur slaan; flater; knoeien; miskleun; miskleunen; misser; misslag; stommigheid; stommiteit; strompelen; uitglijder; verknoeien
blunder along voortknoeien; voortstrompelen; voortsukkelen
blunder away verknoeien
blunder on voortknoeien; voortstrompelen; voortsukkelen
blunder out eruit flappen
blunder upon toevallig vinden
make a blunder een bok schieten; miskleunen
blundering geknoei