Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word afwikkelen

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(afdoen; afhandelen)
🔗 Ik moet mijn zaken afwikkelen.
(liquideren)
unroll
;
unwind
;
wind off
(ontrollen; uitrollen)
unroll
malvolvi
🔗 Maar nu wikkelde ze het gescheurde papier er eindelijk af en begon te lezen.
(gereed; klaar)
🔗 Maar het portret is nog niet af.
(van; van … af)
de sur
🔗 Hij vluchtte de berg af.
unrolling
;
unwinding
unwinding
(liquidatie)
liquidation
;
(winden);
🔗 Ik wikkelde me dus ook in mijn deken en ging weer liggen.

DutchEnglish
afwikkelen fulfil; liquidate; roll up; settle; unroll; unwind; wind off; wind up
af down; exeunt; out of play; off; finished; out
afwikkeling liquidation; unrolling; unwinding; winding up; settlement; fulfilment
wikkelen enfold; envelop; enwrap; fold; involve; wrap; wind