Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word affaire

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
🔗 Niet lang geleden had ze een affaire met een zurige jonge schoolmeester, maar haar vader ontdekte dat de jongeman communistische ideeën had en maakte definitief een einde aan de romance.
(handel; koopmanschap; nering; transactie);
transaction
🔗 Deze laatste berekent,wat hij voor haar zal betalen, naar hetgeen hij veronderstelt dat zij hem in zijne affaire op zal brengen.
(kwestie; aangelegenheid; zaak); ; ; ;
🔗 Die hele geschiedenis moet één grote commerciële affaire zijn.
(affaire; liaison);
love affair
; ;
liaison
🔗 Misschien weet de neef van Hendrik‐Pieter Donkersloot of zijn oom een of andere buitenechtelijke liefdesaffaire had.

DutchEnglish
affaire affair; business; entanglement; transaction
termijnaffaire future
tijdaffaire time‐bargain