Dutch–English dictionary
English translation of the Dutch word aangorden
Dutch | English (translated indirectly) | Esperanto |
---|---|---|
(zich opmaken; zich voorbereiden; zich prepareren; zijn voorbereidingen treffen) | ||
🔗 Laten we ons aangorden voor onze taak en niet meer wenen! |
Dutch | English |
---|---|
aangorden | ⇆ buckle; ⇆ gird; ⇆ gird on |
zich aangorden | ⇆ gird up one’s loins |
zich aangorden voor de strijd | ⇆ gird oneself for the fray |
gorden | ⇆ gird |