Afrikaans–English dictionary

English translation of the Afrikaans word verband

Afrikaans → English
  
AfrikaansEnglish (translated indirectly)Esperanto
🔗 Een van die bus se bande het vermoedelik gebars.
;
🔗 Om die bande met die keiser te versterk, bepaal hy dat ’n pous slegs ingehuldig kan word in die teenwoordigheid van die keiser of sy gesant.
plaster setting
🔗 ’n Spoorlyn is gebou om Boksburg met Johannesburg te verbind in 1890.

AfrikaansEnglish
verband affinity; bandage; bearing; binder; bond; coherence; coherency; cohesion; connection; context; contexture; dressing; encumbrance; hypothec; lien; ligament; ligature; mortgage; mortgage bond; mortgaged; obligation; rapport; reference; regard; relevance; relevancy; sling; swathe
in hierdie verband in this connection
in nou verband met in close connection with
in nou verband staan tot stand in close relation to
in sy verband in context
in verband in context
in verband bring connect; relate
in verband hiermee in this connection
in verband met in connection with; relating to; on the subject of
oorsaaklike verband causal nexus; causality
op verband leen lend on mortgage
uit sy verband geruk dislocated
uit sy verband ruk dislocate; wrench from the contex
verband opneem mortgage
band association; attachment; band; belt; binding; bond; brace; bride; tyre; cement; cincture; copula; cord; cush; cushion; fillet; fascia; fetter; tape; lace; braid; girdle; fraenum; nexus; strap; hoop; sling; truss; volume; tie; ribbon; yoke; leash; list; tube; union; vinculum
flennieverband flannel bandage
gedagteverband context
gipsverband plaster setting
hangverband sling
knelverband tourniquet
knieverband knee‐band
kripverband crêpe bandage
losgoedverband chattel‐mortgage
noodverband first‐aid bandage
plukselverband pledget
rekverband extension bandage
rolverband roller bandage; taenia
skouerverband scapular
verbandgoed dressing
verbandkis dressing‐box
verbandleer desmology
verbandlinne absorbent lint; lint
verbandmandjie medical pannier
verbandnemer mortgager
verbind affiliate; affined; affix; agglutinate; amalgamate; articulate; associate; attach; bandage; bind; bind up; bond; brace; link; cement; colligate; combine; conjoin; connect; construe; copulate; couple; dress; engage; fasten; splice; swathe; weld; hypothecate; join; joint; knit up; knot; ligate; ligature; link together; marry; mortgage; obligate; refasten; tag; put through; tie; tie up; unite
warmwaterverband fomentation
waterverband water‐dressing