English–Afrikaans dictionary

Afrikaans translation of the English word lace

English → Afrikaans
  
EnglishAfrikaans
lace afransel; band; boordlint; borduur; galon; galonneer; inpen; kant; omboor; rye; ryg; skeutjie; skoenriem; snoer; sterk drank byvoeg; toeryg; vasmaak; vasryg; veter
Brussels lace Brusselse kant
gold lace goudboorsel; goudgalon
lace border kantboorsel
lace box kantdoos
lace collar kantkraag
lace embroidery kantborduurwerk
lace in inryg
lace insertion kanttussensetsel
lace man kantverkoper; kantwerker
lace one’s fingers die vingers inmekaarsluit; die vingers inmekaarvleg
lace shop kantwinkel
lace stitch kantsteek
lace trimming kantbelegsel
lace up aanry; aanrye; aanryg; toeryg; vasryg
lace woman kantverkoopster; kantwerkster
point lace naaldkant
sea lace <soort seewier>
thread lace garekant
torchon lace torchonkant
lace‐bobbin kantklos
lace‐boot rygskoen; rygstewel
lace‐cushion kantkussing
lace‐maker kantmaker; passementwerker
lace‐paper kantpapier
lace‐pillow kantkussing
lace‐shoe rygskoen
lacewing gaasvlieg
lacewinged netvlerkig
lace‐work kantwerk
lacing afranseling; boorsel; ryglyn; skeutjie; toeryg; toevoegsel; vasmaak; veter
needle‐lace hekelkantwerk
pillow‐lace kloskant
shoe‐lace skoenriem; skoenveter
stay‐lace borsrokveter; korsetveter
tight‐laced bekrompe; preuts; styg geryg
unlace afrye; afryg; losryg