Informatie over het woord amputeren (Nederlands → Esperanto: amputi)

Synoniemen: afzetten, wegsnijden

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ɑmpyˈteːrə(n)/
Afbrekingam·pu·te·ren

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) amputeer(ik) amputeerde
(jij) amputeert(jij) amputeerde
(hij) amputeert(hij) amputeerde
(wij) amputeren(wij) amputeerden
(jullie) amputeren(jullie) amputeerden
(gij) amputeert(gij) amputeerdet
(zij) amputeren(zij) amputeerden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) amputere(dat ik) amputeerde
(dat jij) amputere(dat jij) amputeerde
(dat hij) amputere(dat hij) amputeerde
(dat wij) amputeren(dat wij) amputeerden
(dat jullie) amputeren(dat jullie) amputeerden
(dat gij) amputeret(dat gij) amputeerdet
(dat zij) amputeren(dat zij) amputeerden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
amputeeramputeert
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
amputerend, amputerende(hebben) geamputeerd

Vertalingen

Catalaansamputar
Deensamputere
Duitsabnehmen; abschneiden; amputieren
Engelsamputate
Esperantoamputi
Fransamputer
Grieksακρωτηριάζω; αποκόπτω
Hongaarsamputál
Italiaansamputare
Latijnamputare
Papiamentsamputá
Portugeesamputar
Russischампутировать; ампутацировать
Saterfriesamputierje; ounieme; ousniede
Spaansamputar
Tsjechischamputovat
Turksbir uzvu kesmek
Westerlauwers Friesôfsette; amputearje