Informatie over het woord kennen (Nederlands → Esperanto: scii)

Synoniem: weten

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈkɛnə(n)/
Afbrekingken·nen

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) ken(ik) kende
(jij) kent(jij) kende
(hij) kent(hij) kende
(wij) kennen(wij) kenden
(jullie) kennen(jullie) kenden
(gij) kent(gij) kendet
(zij) kennen(zij) kenden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) kenne(dat ik) kende
(dat jij) kenne(dat jij) kende
(dat hij) kenne(dat hij) kende
(dat wij) kennen(dat wij) kenden
(dat jullie) kennen(dat jullie) kenden
(dat gij) kennet(dat gij) kendet
(dat zij) kennen(dat zij) kenden
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
kennend, kennende(hebben) gekend

Voorbeelden van gebruik

Ze kende zijn naam, of in elk geval een van zijn namen.
Hij kreeg een beurt, kende zijn les niet en werd onder het hoongelach van den onderwijzer naar zijn bank teruggestuurd.
Hoe komt het dat je mijn naam kent.
Lees maar, of ken je de inhoud al?
Hij kende het soort magie dat nu tegen hem was gebruikt.
Ken je geen Engels?

Vertalingen

Catalaanssaber
Deensvide
Duitswissen; können
Engelsknow
Engels (Oudengels)cnawan; witan
Esperantoscii
Faeröersvita
Finstietää
Franssavoir
Italiaanssapere
Jamaicaans Creoolsnuo
Jiddischװיסן
Latijnscire
Luxemburgswëssen
Maleistahu; mengetahui
Nederduitsweaten; kennen
Noorsvite
Papiamentssa; sabi
Poolswiedzieć
Portugeesconhecer; saber
Roemeenscunoaște; ști
Russischзнать
Saterfrieswiete
Schotswat; ken
Schots-Gaelischtha fios aig
Spaanssaber
Sranansabi
Thaisทราบ; รู้
Tsjechischumět; vědět; znát
Turksbilmek
Westerlauwers Frieswitte; kenne
Zweedsveta