Informatie over het woord wissen (Duits → Esperanto: scii)

Synoniem: können

Uitspraak/ˈvɪsən/
Woordsoortwerkwoord

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ich) weiß(ich) wußte
(du) weißt(du) wußtest
(er) weiß(er) wußte
(wir) wissen(wir) wußten
(ihr) wißt(ihr) wußtet
(sie) wissen(sie) wußten
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ich) wisse(ich) wüßte
(du) wissest(du) wüßtest
(er) wisse(er) wüßte
(wir) wissen(wir) wüßten
(ihr) wisset(ihr) wüßtet
(sie) wissen(sie) wüßten
Gebiedende wijs
(du) weiß
(ihr) wißt
wissen Sie
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
wissend(haben) gewissen

Voorbeelden van gebruik

Sie wissen, daß ich alles versucht habe.
Ihr wißt das alle ganz genau.
Das haben Sie nicht gewußt, nicht wahr?
Ich wünschte, ich wüßte die Antwort.

Vertalingen

Catalaanssaber
Deensvide
Engelsknow
Engels (Oudengels)cnawan; witan
Esperantoscii
Faeröersvita
Finstietää
Franssavoir
Italiaanssapere
Jamaicaans Creoolsnuo
Jiddischװיסן
Latijnscire
Luxemburgswëssen
Maleistahu; mengetahui
Nederduitsweaten; kennen
Nederlandskennen; weten
Noorsvite
Papiamentssa; sabi
Poolswiedzieć
Portugeesconhecer; saber
Roemeenscunoaște; ști
Russischзнать
Saterfrieswiete
Schotswat; ken
Schots-Gaelischtha fios aig
Spaanssaber
Sranansabi
Thaisทราบ; รู้
Tsjechischumět; vědět; znát
Turksbilmek
Westerlauwers Frieswitte; kenne
Zweedsveta