Information du mot openmaken (néerlandais → espéranto: malfermi)

Synonymes: opendoen, openen, openstellen, openslaan, aanbreken

Parti du discoursverbe
Prononciation/ˈopəmakə(n)/
Césureopen·ma·ken

Conjugaison

Indicatif
PrésentPassé
(ik) maak open(ik) maakte open
(jij) maakt open(jij) maakte open
(hij) maakt open(hij) maakte open
(wij) maken open(wij) maakten open
(jullie) maken open(jullie) maakten open
(gij) maakt open(gij) maaktet open
(zij) maken open(zij) maakten open
Subjonctif
PrésentPassé
(dat ik) openmake(dat ik) openmaakte
(dat jij) openmake(dat jij) openmaakte
(dat hij) openmake(dat hij) openmaakte
(dat wij) openmaken(dat wij) openmaakten
(dat jullie) openmaken(dat jullie) openmaakten
(dat gij) openmaket(dat gij) openmaaktet
(dat zij) openmaken(dat zij) openmaakten
Impératif
Singulier/PlurielPluriel
maak openmaakt open
Participes
Participe présentParticipe passé
openmakend, openmakende(hebben) opengemaakt

Exemples d’usage

Ze trok de tweede koffer onder de kast uit en maakte hem open.
Ik zal ze verwijderen en een uur na mijn vertrek komt de cipier, Athicus, de deur van je cel openmaken.
Kollberg maakte de holster open en overhandigde hem het wapen.
Waarom Dick hem niet had opengemaakt, wist hij zelf niet.

Traductions

afrikaansoopmaak
albanaishap
allemandaufmachen; öffnen; aufdrehen
anglaisopen
anglais (vieil anglais)geopenian; ontynan
catalanobrir
créole jamaïcainuopm
danoisåbne
espagnolabrir
espérantomalfermi; aperti; ovri
féringienlata upp
françaisouvrir
frison occidentalslute
frison saterlandeepenje; eepen moakje
gaélique écossaisfosgail
galloisagor
islandaisopna
italienaprire
papiamentohabri
polonaisotwierać
portugaisabrir
roumaindeschide
russeоткрывать; открыть
suédoisstänga
tchèqueotevírat; otevřít; otvírat; rozevřít
thaïเปิด
turcaçmak