Information du mot splitsen (néerlandais → espéranto: dividi)

Synonymes: delen, opsplitsen, verdelen, opdelen

Parti du discoursverbe

Conjugaison

Indicatif
PrésentPassé
(ik) splits(ik) splitste
(jij) splitst(jij) splitste
(hij) splitst(hij) splitste
(wij) splitsen(wij) splitsten
(jullie) splitsen(jullie) splitsten
(gij) splitst(gij) splitstet
(zij) splitsen(zij) splitsten
Subjonctif
PrésentPassé
(dat ik) splitse(dat ik) splitste
(dat jij) splitse(dat jij) splitste
(dat hij) splitse(dat hij) splitste
(dat wij) splitsen(dat wij) splitsten
(dat jullie) splitsen(dat jullie) splitsten
(dat gij) splitset(dat gij) splitstet
(dat zij) splitsen(dat zij) splitsten
Impératif
Singulier/PlurielPluriel
splitssplitst
Participes
Participe présentParticipe passé
splitsend, splitsende(hebben) gesplitst

Traductions

afrikaansdeel
allemanddividieren; teilen; einteilen; gliedern; zerlegen
anglaisdivide
anglais (vieil anglais)dælan; gedælan
bas allemandupdeylen; deylen; verdeylen; vordeylen
catalandividir; partir
danoisdele
espagnoldividir; partir
espérantodividi
féringienbýta sundur; deila
finnoisjakaa
françaisdébiter; diviser; partager
frison occidentaldiele; ferdiele; ferpartsje; partsje
frison saterlanddeele; dividierje; ferdeele; gliederje; iendeele
gaélique écossaiscuid; roinn; sgoilt
hongroisoszt
italiendividere
latindividere
luxembourgeoisverdeelen; deelen
malaisbagi … membagi
papiamentodividí
polonaisdzielić
portugaisdesmembrar; dividir; repartir
roumaindespărți; diviza; împărți
scotsdivide
suédoisdela
turcbölmek