Informo pri la vorto meewerken (nederlanda → esperanto: kunagi)

Vortspecoverbo
Prononco/ˈmeʋɛrkə(n)/
Dividomee·wer·ken

Konjugacio

Indikativo
PrezencoPreterito
(ik) werk mee(ik) werkte mee
(jij) werkt mee(jij) werkte mee
(hij) werkt mee(hij) werkte mee
(wij) werken mee(wij) werkten mee
(jullie) werken mee(jullie) werkten mee
(gij) werkt mee(gij) werktet mee
(zij) werken mee(zij) werkten mee
Subjunktivo
PrezencoPreterito
(dat ik) meewerke(dat ik) meewerkte
(dat jij) meewerke(dat jij) meewerkte
(dat hij) meewerke(dat hij) meewerkte
(dat wij) meewerken(dat wij) meewerkten
(dat jullie) meewerken(dat jullie) meewerkten
(dat gij) meewerket(dat gij) meewerktet
(dat zij) meewerken(dat zij) meewerkten
Imperativo
Singularo/PluraloPluralo
werk meewerkt mee
Participoj
Prezenca participoPreterita participo
meewerkend, meewerkende(hebben) meegewerkt

Uzekzemploj

De leiding wil alle Russische privélegers onder gezag van het ministerie van defensie brengen, maar Prigožin weigert daaraan mee te werken.
Alles werkte mee op die eerste reis.
En zij werkte helemaal niet mee!
Echter, God wrocht sterk mee.

Tradukoj

anglacooperate
esperantokunagi
francaconcourir; contribuer; coopérer
germanazusammenarbeiten; mitwirken
portugalacolaborar