Informo pri la vorto verdelen (nederlanda → esperanto: dividi)

Sinonimoj: delen, opsplitsen, splitsen, opdelen

Vortspecoverbo
Prononco/vərˈdelə(n)/
Dividover·de·len

Konjugacio

Indikativo
PrezencoPreterito
(ik) verdeel(ik) verdeelde
(jij) verdeelt(jij) verdeelde
(hij) verdeelt(hij) verdeelde
(wij) verdelen(wij) verdeelden
(jullie) verdelen(jullie) verdeelden
(gij) verdeelt(gij) verdeeldet
(zij) verdelen(zij) verdeelden
Subjunktivo
PrezencoPreterito
(dat ik) verdele(dat ik) verdeelde
(dat jij) verdele(dat jij) verdeelde
(dat hij) verdele(dat hij) verdeelde
(dat wij) verdelen(dat wij) verdeelden
(dat jullie) verdelen(dat jullie) verdeelden
(dat gij) verdelet(dat gij) verdeeldet
(dat zij) verdelen(dat zij) verdeelden
Imperativo
Singularo/PluraloPluralo
verdeelverdeelt
Participoj
Prezenca participoPreterita participo
verdelend, verdelende(hebben) verdeeld

Uzekzemploj

Is dat de rivier die het land in tweeën verdeelt?

Tradukoj

afrikansodeel
angladivide
angla (malnovangla)dælan; gedælan
danadele
esperantodividi
feroabýta sundur; deila
finnajakaa
francadébiter; diviser; partager
germanadividieren; teilen; einteilen; gliedern; zerlegen
hispanadividir; partir
hungaraoszt
italadividere
katalunadividir; partir
latinodividere
luksemburgiaverdeelen; deelen
malajabagi … membagi
okcidenta frizonadiele; ferdiele; ferpartsje; partsje
papiamentodividí
platgermanaupdeylen; deylen; verdeylen; vordeylen
poladzielić
portugaladesmembrar; dividir; repartir
rumanadespărți; diviza; împărți
saterlanda frizonadeele; dividierje; ferdeele; gliederje; iendeele
skotadivide
skota gaelacuid; roinn; sgoilt
svedadela
turkabölmek