Informatie over het woord nacht (Nederlands → Esperanto: nokto)

Woordsoortzelfstandig naamwoord
Uitspraak/nɑxt/
Afbrekingnacht
Geslachtmanlijk
Genitiefnachts
Meervoudnachten

Voorbeelden van gebruik

Hij vluchtte de nacht in.
De dijkgraaf zou zijn bed niet zien die nacht.
De drie jongens waren al in de nacht van zondag op maandag aangehouden.
Je zult hier de nacht moeten doorbrengen.
Die nacht verloor hij het bewustzijn.
Langzaam daalt de nacht over het bos.
Heeft hij hem een nacht in de regen laten staan?
Ik heb me de hele nacht schuilgehouden en ben pas weggegaan nadat zij vertrokken waren.

Vertalingen

Afrikaansnag
Albaneesnatë
Catalaansnit
Deensnat
DuitsNacht
Engelsnight
Engels (Oudengels)niht
Esperantonokto
Faeröersnátt
Finsyö
Fransnuit
Grieksβράδυ; νύχτα
Hongaarséjszaka
IJslandsnótt
Italiaansnotte
Jiddischנאַכט
Latijnnox
LuxemburgsNuecht
Maleismalam
Nederduitsnacht
Noorsnatt
Papiamentsanochi; nochi
Poolsnoc
Portugeesnoite
Roemeensnoapte
Russischночь
SaterfriesNoacht
Schotsnicht
Schots-Gaelischoidhche
Spaansnoche
Srananneti
Swahiliusiku
Thaisกลางคืน; คืน
Tsjechischnoc
Turksgece
Welsnos; noson
Westerlauwers Friesnacht
Zweedsnatt